‘Wat doe je je kinderen aan?’
Dat wordt normaal gesproken niet zomaar tegen je gezegd. Maar soms wel wanneer je vertelt dat je voor onbepaalde tijd naar het buitenland vertrekt. Ik bedoel, prachtig natuurlijk, dat je het Evangelie gaat verkondigen aan mensen die het hard nodig hebben, maar wel jammer dat je kinderen daar de dupe van moeten worden…
Vandaag zou ik het eens om willen draaien. Zelf zou ik mijn eigen kinderen later echt het leven gunnen van een missionkid, een zendingskind.
Ik denk terug aan een verjaardagsfeestje van een dochter van de zendingsfamilie Fris. Ecuadoraanse vriendinnetjes zitten samen met haar Nederlandse ouders een taartje te eten. Moeiteloos schakelt ze over van Nederlands naar Spaans, en weer terug. Met zowel Ecuadoraans als Nederlands onderwijs worden de kinderen automatisch tweetalig opgevoed, en dat heeft zo zijn voordelen.
Meertalige kinderen kunnen beter belangrijke informatie filteren en zijn goed in het schakelen tussen taken blijkt uit onderzoek. En dat niet alleen, bedenk eens wat een wereld er voor je opengaat als je twee talen vloeiend spreekt! Je zoekveld wordt een stuk groter, contacten kunnen beter gelegd worden en je komt vaak gemakkelijker aan een baan.
Ieder kind heeft dromen van mooie landen, verre reizen en andere culturen, deze kinderen leven daar middenin. Ze houden hier een verkoper op de scooter aan om een ananas te halen, in Nederland gaan ze voor mama naar de supermarkt voor een echt Hollands brood.
‘Papa, ik kan mijn kip wel aan die hermana geven, dan heeft ze morgen vlees bij haar eten’.
Zondag aan zondag zitten deze kinderen in de gemeente om naar Gods Woord te luisteren met mensen die geen idee hebben of ze morgen wel eten kunnen, die leerden lezen door te luisteren bij het open raam van een school omdat hun ouders zelf geen onderwijs konden betalen, die verslaafd zijn aan drugs of lastiggevallen worden door bendes. Al jong ontwikkelen MissionKids daardoor een grote bewogenheid met de mensen om hen heen. Zij staan midden in de werkelijkheid van de wereld. Geen gemaakte realiteit met allemaal mensen van dezelfde stand in de kerk, klas en muziekschool, maar ze zien de gebrokenheid van het leven. En ze merken de kracht van het Evangelie in de kerkgangers om hen heen.
Nog meer dan in Nederland gaat hier voor mensen die pas tot geloof zijn gekomen ‘het licht aan’: ineens komt er vreugde in hun leven. Jarenlang waren ze slechts bezig met overleven, van dag tot dag. Nu kunnen ze ineens leven en vooruitblikken naar de heerlijke, zekere toekomst die wacht. Wat een zegen als onze kinderen van deze gebeurtenissen getuige mogen zijn!
In armere landen is het vangnet voor de minder bedeelden kleiner. De ziekenzorg is een stuk minder ontwikkeld. Maar daar doorheen is er veel meer ruimte voor directe wonderen van God. Je gunt toch ieder kind om Gods nabijheid zo sterk te ervaren?
Wij denken vaak Nederland is rijk, Ecuador is arm. Nederland is veilig, Ecuador gevaarlijker. In Nederland hebben we een functionerende overheid, In Ecuador is er meer corruptie. Wij in Nederland hebben onze zaakjes wel op orde, beter dan in Ecuador. En daarom moeten er Nederlanders heen om het even een beetje op te knappen. Dat vinden we toch, diep in ons hart? Veilig thuis is het toch beter dan in een ontwikkelingsland?
Missionkids denken anders. Niet dat ze vinden dat Ecuador beter is. Ze denken überhaupt niet in termen van goed of slecht. De landen zijn gewoon anders. Niet uit de schoolboeken, maar uit de praktijk van alledag leren zij dat er niet overal een eenduidig antwoord op is. Dat er niet één absolute waarheid is, maar dat verschillende mensen dingen verschillend aanpakken. Wij Nederlanders doen daar decennia over, vol vallen en opstaan, frustraties over anderen en ‘Waarom snapt hij me nou niet?’ Deze kinderen nemen de verschillen in hun bagage mee.
Een leven als een zendingskind. Het kan een enorme verrijking zijn.